Re-Bel e-book 12, Published in January 2012, 37 pages
Foreword: Bruno De Wever
Lead Pieces: Henk de Smaele, Jaak Billiet, Jérôme Jamin
Abstract [EN]
Since the French Revolution the notions of ‘left’ and ‘right’ are part and parcel of political vocabulary. In the French Assembleé, the custom grew that advocates of political change and more political equality sat on the left, conservative advocates of a status quo sat on the right, while in the middle were representatives of the people who were looking for a compromise between the two points of view. The notions left – progressive – and right – conservative – gradually spread across the world together with parliamentary regimes. They appealed to the need for capturing political reality in a simple diagram. Since then, many authors have questioned the validity of the notions. One thing is for sure: the notions are indestructible in daily practical politics and in the use of language.
In Belgium the notions have been grafted on the three traditional fault-lines in Belgian politics. Left and right didn’t always had the same meaning. Today on the socio-economic fault-line, left stands for more redistribution and solidarity, and right for market thinking and personal responsibility. On the philosophical fault-line, left stands for individual freedom and right for social control. That is not just the case in Belgium. What is specific for Belgium is that the notions left and right have also been embedded in the community fault-lines. Flanders is right, Wallonia left. Is this true? And if so, why is it like that and has it always been like that? That is what this e-book is about.
In his contribution, Henk De Smaele, historian at Antwerp University, demonstrates that as early as the 19th century Flanders voted right and Wallonia left and that is has not so much to do with ‘with ‘objective’ socio-economic differences, but rather with a curiously persistent identity construction that is also an explanation for the current success of N-VA.
Jérôme Jamin, political scientist at the Université de Liège, studies the current right-wing political discourse in Flanders and Wallonia. He observes that a ‘produceristic’ discourse is gaining ground in Flanders, in which Flemings are identified with the hard-working – ‘producing’ – middle class that is threatened by a parasitic subclass (mostly workers close to the ‘Etat PS’, unemployed people and migrants) and a equally parasitic upper class (the ‘élite’ directly linked to the Parti Socialiste). Right-wing Flemish nationalism grafts this discourse onto Walloon compatriots who are described as an unproductive class taking advantage of the Flemish middle class by means of the Belgian state solidarity mechanisms. In Wallonia, a produceristic discourse does not find any firm footing in political and socio-economic reality.
Jaak Billiet, sociologist at the Katholieke Universiteit Leuven, reports on the findings concerning left and right standpoints in Flanders and Wallonia on the basis of large random samples. The latter were performed by the Institute of Social and Political Research on the occasion of the national elections between 1991 and 2007 and the European Social Survey in 2008. The left-right contrast is far less great than is often presumed in the public discourse. Perceptions of cultural and economic threats differ only very slightly between the two parts of the country, which as regards this item show a strong resemblance in comparison with other European countries.
Samenvatting [NL]
Sedert de Franse Revolutie behoren de begrippen ‘links’ en rechts’ tot het politieke vocabularium. In de Franse Assembleé groeide de gewoonte dat de voorstanders van politieke verandering en meer politieke gelijkheid zich links zetten, terwijl de conservatieve voorstanders van een status quo zich rechts zetten met in het midden volksvertegenwoordigers die een compromis tussen beide standpunten zochten. De noties links –vooruitstrevend- en rechts –behoudsgezind- verspreidden zich samen met het parlementaire regimes langzaam over de wereld. Zij appelleerden aan de behoefte de politieke werkelijkheid in een eenvoudig schema te vatten. Vele auteurs hebben sedertdien de validiteit van de begrippen bevraagd. Zeker is dat in de dagelijkse praktische politiek en in het taalgebruik de begrippen onverwoestbaar zijn.
In België hebben de begrippen zich geënt op de drie traditionele breuklijnen in de Belgische politiek. Links en rechts kreeg daarbij niet altijd dezelfde invulling. Op de sociaaleconomische breuklijn staat links vandaag voor meer herverdeling en solidariteit en rechts voor marktdenken en persoonlijke verantwoordelijkheid. Op de levensbeschouwelijke breuklijn staat links voor individuele vrijheid en rechts voor maatschappelijk controle. Dat is niet alleen in België zo. Specifiek voor België is dat de begrippen links en rechts zich ook op de communautaire breuklijn hebben geënt. Vlaanderen is rechts, Wallonië links. Is dat zo? En zo ja, waarom is het zo en is het ook altijd zo geweest? Daarover handelt dit e-boek.
Henk De Smaele, als historicus verbonden aan de Universiteit Antwerpen, toont in zijn bijdrage aan dat al in de 19de eeuw Vlaanderen rechts stemde en Wallonië links en dat dit niet zo veel te maken heeft met ‘objectieve’ sociaaleconomische verschillen, maar eerder met identiteitsconstructie die merkwaardig persistent is en mede een verklaring is voor het succes van de N-VA vandaag.
Jérôme Jamin, als politiek wetenschapper verbonden aan de Université de Liège, onderzoekt het actuele rechtse politieke discours in Vlaanderen en Wallonië. Hij constateert dat in Vlaanderen een ‘produceristisch’ discours opgeld maakt, waarin de Vlaming geïdentificeerd wordt met de hardwerkende –‘producerende’- middenklasse die bedreigd wordt door een parasitaire onderklasse (van arbeiders verbonden met de ‘Etat PS’, werklozen en migranten) én een dito bovenklasse (‘L’élite’ direct gelieerd aan de PS). Het rechtse Vlaams-nationalisme ent dit discours op Waalse landgenoten die als een onproductieve klasse worden omschreven profiterend van de Vlaamse middenklasse via de Belgische solidariteitsmechanismen van de Belgische staat. In Wallonië vindt een produceristisch betoog geen aanknopingspunten in de politieke en sociaaleconomische realiteit.
Jaak Billiet, als socioloog verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven, rapporteert over de bevindingen inzake linkse en rechtse standpunten in Vlaanderen en Wallonië op basis van large random samples uitgevoerd door het Institute of Social and Political Research naar aanleiding van nationale verkiezingen tussen 1991 en 2007 en de European Social Survey in 2008. De links-rechts tegenstelling is veel minder groot dan dit vaak wordt voorondersteld in het publieke discours. Percepties over culturele en economische bedreigingen verschillen maar zeer licht tussen de beide landsdelen die op dit punt sterk op elkaar gelijken in vergelijking met andere Europese landen.
Résumé [FR]
Les notions de ‘gauche’ et de ‘droite’ appartiennent au vocabulaire politique depuis la Révolution française. Dans l’Assemblée française, les partisans d’un changement politique et d’une plus grande égalité politique ont progressivement pris l’habitude de s’asseoir à gauche, tandis que les partisans conservateurs d’un statu quo ont pris l’habitude de s’asseoir à droite avec, au milieu des deux groupes, des représentants du peuple en faveur d’un compromis entre chaque point de vue. Les notions de ‘gauche’ – progressiste – et de ‘droite’ – conservatrice – se sont ensuite lentement répandues dans le monde entier avec les régimes parlementaires. Elles répondaient au besoin de résumer la réalité politique dans un schéma simple. Depuis cette époque, de nombreux auteurs ont remis en question la validité de ces deux notions. Mais il est certain qu’elles sont indéracinables dans la politique pratique quotidienne et dans le langage.
En Belgique, les notions se sont greffées sur les trois lignes de rupture traditionnelles de la politique belge. En outre, ‘gauche’ et ‘droite’ n’ont pas toujours été interprétées de la même façon. Sur la ligne de rupture socio-économique, ‘gauche’ est aujourd’hui synonyme de plus de redistribution et de solidarité tandis que ‘droite’ est synonyme de loi du marché et de responsabilité personnelle. Sur la ligne de rupture philosophique, ‘gauche’ est synonyme de liberté et ‘droite’ de contrôle social. Et ce n’est pas seulement le cas en Belgique. La spécificité de la Belgique est que les notions de ‘gauche’ et de ‘droite’ se greffent aussi sur la ligne de rupture communautaire. La Flandre est à droite, la Wallonie à gauche. Est-ce réellement le cas ? Et si oui, pourquoi et en a-t-il toujours été ainsi ? Voilà de quoi traite ce livre électronique.
Henk De Smaele, historien lié à l’Université d’Anvers, démontre dans sa contribution que la Flandre votait déjà à droite et la Wallonie déjà à gauche au 19e siècle et que cette situation n’est pas tellement liée à des différences socio-économiques ‘objectives’, mais plutôt à une construction d’identité qui est étrangement persistante et qui explique le succès actuel de la N-VA.
Jérôme Jamin, scientifique politique lié à l’Université de Liège, analyse le discours politique de droite actuel en Flandre et en Wallonie. Il constate le plus souvent en Flandre un discours ‘producériste’ dans lequel le Flamand est identifié à la classe moyenne travailleuse – ‘productrice’ – qui est menacée par une classe inférieure parasitaire (d’ouvriers liés à l’État PS, de chômeurs et de migrants) et par une classe dite supérieure (L’‘élite’ directement liée au PS). Le nationalisme flamand de droite greffe ce discours sur des compatriotes wallons qui sont décrits comme une classe improductive qui profite de la classe moyenne flamande par le biais des mécanismes de solidarité belges élaborés par l’État belge. En Wallonie, ce discours ‘producériste’ ne trouve aucun point d’ancrage dans la réalité politique et socio-économique.
Jaak Billiet, sociologue lié à la KU Leuven, rapporte au sujet des constatations en matière de points de vue de gauche et de droite en Flandre et en Wallonie réalisées sur la base de sondages aléatoires menés par l’Institut de recherche sociale et politique à l’occasion d’élections nationales entre 1991 et 2007 et dans le cadre de l’Enquête Sociale Européenne en 2008. L’opposition gauche-droite est bien moins marquée que ce que laisse présupposer le discours public. Les perceptions des menaces culturelles et économiques ne varient que très légèrement entre les deux parties du pays qui, sur ce point, se rapprochent fortement par rapport à d’autres pays européens.
