Re-Bel e-book 11, Published in October 2011, 77 pages
Lead Piece: Philippe Van Parijs
Comments: Helder De Schutter, François Grin, Alain Maskens, Henry Tulkens, Harry Van Velthoven, Jan Velaers
Abstract [EN]
In the lead piece, Philippe VAN PARIJS summarizes the main claims of his most recent book (Linguistic Justice for Europe and for the World, Oxford, 2011) and next spells out one of them: that a concern for linguistic justice as equal dignity justifies a linguistic territoriality principle, understood as a set of rules that constrains the use of languages in public communication and education.
Some of the commentators subscribe to this principle. Among them, Harry VAN VELTHOVEN places it in a historical perspective, François GRIN argues that the version of it that Van Parijs defends is not strong enough, especially with respect to the hegemony of English, and Jan VELAERS insists that border fixity is inherent in the principle and that the latter can be justified as much by a concern for social cohesion as by a concern for equal dignity.
Alain MASKENS, on the other hand, acknowledges that linguistic justice could justify a territoriality principle but argues that, in the Belgian case, it clashes with the demands of regional justice, with which a compromise will therefore need to be found. Henry TULKENS objects that a regime founded on fixed linguistic borders necessarily entails a denial of democracy. Finally, Helder DE SCHUTTER argues, that in the context of linguistic diversity which has now become the general rule, the linguistic territoriality principle is incompatible with the equal dignity of linguistic minorities.
In the final contribution, Philippe VAN PARIJS replies to these comments and sketches his vision of the linguistic future of Brussels, of the area surrounding it and of the Belgian federation.
Samenvatting [NL]
In de hoofdtekst vat Philippe VAN PARIJS de stellingen samen van zijn recentste boek (Linguistic Justice for Europe and for the World, Oxford, 2011). Daarna expliciteert hij één van die stellingen: talige rechtvaardigheid als gelijke waardigheid rechtvaardigt het territorialiteitsbeginsel, begrepen als een geheel van regels die de vrije taalkeuze beperken in de publieke communicatie en in het onderwijs.
Verschillende commentatoren onderschrijven dit beginsel. Van hen plaatst Harry VAN VELTHOVEN het in een historisch perspectief, argumenteert François GRIN dat de versie van het beginsel die Van Parijs verdedigt niet sterk genoeg is (in het bijzondere in verband met het Engels), en argumenteert Jan VELAERS dat het vastliggen van de grenzen inherent is aan het beginsel en dat de rechtvaardiging ervan zowel kan gegrond zijn op de bekommernis om sociale cohesie als op de bekommernis om gelijke waardigheid.
Alain MASKENS erkent wel dat talige rechtvaardigheid een territorialiteitsbeginsel kan rechtvaardigen, maar hij stelt dat het in het Belgische geval tegenstrijdig is met regionale rechtvaardigheid, waarmee dus een soort compromis gevonden moet worden. Henry TULKENS stelt dat een regime gebaseerd op het vastleggen van taalgrenzen een ontkenning van de democratie impliceert. Helder DE SCHUTTER, ten slotte, argumenteert dat het territorialiteitsbeginsel, door de vandaag zeer wijdverspreide talige diversiteit, de gelijke waardigheid van minderheidstaalgemeenschappen onmogelijk maakt.
In de laatste tekst antwoordt Philippe VAN PARIJS op deze commentaren en schetst hij zijn visie van de taaltoekomst van Brussel, van de rand rond Brussel en van België.
Résumé [FR]
Dans le texte de base, Philippe VAN PARIJS résume les thèses de son dernier livre (Linguistic Justice for Europe and for the World, Oxford, 2011) puis explicite l’une d’entre elles: que le souci de la justice linguistique comme égale dignité justifie le principe de territorialité linguistique, entendu comme un ensemble de règles qui contraignent l’usage des langues dans la communication publique et l’enseignement.
Certains des commentateurs souscrivent à ce principe. Parmi eux, Harry VAN VELTHOVEN le met en perspective historique, François GRIN argumente que Van Parijs ne le défend pas dans une version suffisamment forte, en particulier à l’égard de l’anglais, Jan VELAERS insiste sur le fait que la fixité des frontières lui est inhérente et argumente que sa justification peut s’appuyer au moins autant sur le souci de cohésion sociale que sur l’exigence d’égale dignité.
Alain MASKENS, pour sa part, reconnaît que lla quête de la justice linguistique puisse justifier un principe de territorialité, mais dans le cas belge au prix de la justice régionale, avec laquelle il faudra donc trouver une forme de compromis. Henry TULKENS soutient qu’un régime fondé sur la fixité des frontières linguistiques implique un déni de démocratie. Enfin Helder DE SCHUTTER argumente que, dans un contexte aujourd’hui très général de diversité linguistique, le principe de territorialité linguistique porte atteinte à l’égale dignité des communauté linguistiques minoritaires.
Dans le texte final, Philippe VAN PARIJS répond à ces commentaires et esquisse sa vision de l’avenir linguistique de Bruxelles, de sa périphérie et de la Belgique.